Wat voor ons geldt, geldt voor alle rouwenden. Het rouwproces is voor iedereen anders. Maar na moord heb je te maken met een extra dimensie. Wonden die net een beetje genezen zijn, worden weer opengereten door de rechtzaak, het hoger beroep, het verlof van de dader. Of de vrijlating. Dat maakt het rouwproces grilliger in mijn ogen.
Romy en Daniël zijn in 2006 met veel messteken om het leven gebracht. Romy was nog geen 2 jaar .Daniël was een baby van 5 maanden. Ik ben de Opa van Romy en Daniël.
Mijn vrouw en ik hebben ontdekt dat er veel mensen zijn die ons verhaal niet meer kunnen aanhoren. Ze gaan ons uit de weg. Of ze zeggen: “Zet je er maar gauw overheen. “ Of: “Het leven gaat verder” Of “Er komen nog meer kleinkinderen” Die mensen begrijpen er niets van
Eerst hadden we onze lotgenoten. Die weten waar je het over hebt. Maar uit die wereld zijn we verbannen. Zelfs dáár heerst onrechtvaardigheid. Ego’s die groter zijn dan inlevingsvermogen. Lotgenoten zijn geen hulpverleners, maar als je een organisatie leidt heb je wel verantwoordelijkheden. Als je die niet op je wilt nemen, moet je zo’n organisatie niet willen leiden.
Gelukkig hebben we nog een paar familieleden en goede vrienden die bereid zijn om elke keer weer opnieuw naar ons verhaal te luisteren. Ik ben er van overtuigd dat alle nabestaanden wel een paar van zulke mensen in hun omgeving hebben. Familie, vrienden, buren, kennissen, collega’s, clubgenoten. Tot die mensen wil ik me vandaag in het bijzonder richten.
Om te beginnen: Dank U wel dat U er voor ons bent. Het geeft ons steun. Vroeger las ook ik in de krant over moord, doodslag en gezinsdrama’s. En ook bij mij vervaagde dat na een poosje weer. Na een tijdje lees je nog eens over het proces, de dader wordt hopelijk veroordeeld. Maar uiteindelijk vergeet je het. Dat is normaal.
Toen mijn jongste zoon een paar jaar geleden op een internaat in Heibloem werd geplaatst dacht ik: “Heibloem, Heibloem, waar ken ik dat ook alweer van?. Dat is normaal. Nu wéét ik het natuurlijk: van Nicky Verstappen.
Na de moord op onze kleinkinderen werd alles anders. Dat vergeet ik nooit meer. Dat gaat nooit meer weg.
Wat ik daarmee aan familie, vrienden, buren en collega’s van alle nabestaanden duidelijk wil maken, is: U kúnt niet begrijpen wat er met ons is gebeurd. U kúnt zich geen voorstelling maken hoe wij ons voelen. U kunt het hoogstens zien.
Wat ik óók wil zeggen is dat wij, nabestaanden, dat begrijpen. Want wij kennen het verschil. Wij wisten voordat ons kind, onze vader of moeder, onze broer of zus, onze kleinkinderen werden vermoord óók niet hoe dat voelde. Dat is normaal.
Een tijd geleden kwam ik een oude kennis tegen die me een beetje ontweek. Hij zei: “Ik weet niet wat ik moet zeggen.” Dan zeg ik: “Zeg dát dan. Want dát kan ik begrijpen. Zeg dat je niet weet wat je met me aanmoet. Maar ga me alsjeblieft NIET uit de weg.
Een paar jaar geleden kreeg ik van een Belgische lotgenote het volgende verhaal: Er schijnt een Afrikaanse stam te bestaan. Na een sterfgeval schuift het hele dorp in lange rijen aan. En de nabestaanden doen telkens opnieuw hun verhaal, letterlijk tot in den treure, tot iedereen in de rij aan de beurt is geweest. omdat het ‘delen’ op zich als een belangrijk onderdeel van de rouwverwerking wordt gezien.
U, onze vrienden en familie, jullie staan als het ware in onze rij. En wij vertellen ons verhaal tegen U. Tot in den treure. Telkens opnieuw. Wij zijn ons kind, onze vader of moeder, onze broer of zus, onze kleinkinderen niet verloren door ouderdom, ziekte of een ongeluk.
Maar door moord.
Dat voelt extra onrechtvaardig. Dus moeten onze rijen misschien wel wat langer zijn. Misschien moet U wel een paar keer opnieuw aansluiten in onze rij. Omdat ons “dorp” te klein is voor ons verdriet, onze woede, onze frustratie. Een tijd geleden heb ik aan een van onze vrienden gevraagd of hij er niet doodmoe van werd om elke keer naar hetzelfde verhaal te moeten luisteren. Zijn antwoord weet ik eerlijk gezegd niet precies meer. Maar we praten er nog steeds over. Elke keer als we elkaar zien. Ze vragen bij elke ontmoeting hoe het met ons gaat. En mijn vrouw antwoord dan steevast:”Kut!” Da’s niet leuk om steeds weer te moeten horen. Maar zij zijn een van de weinigen waar we dat tegen kunnen zeggen.
En daarom wil ik vandaag nog eens tegen iedereen zeggen: Dank jullie wel dat jullie élke keer weer luisteren. Dat jullie tóch elke keer weer bij ons blijven komen en ons niet uit de weg gaan. Weet dat de moord altijd terug zal blijven komen. Want het gaat nooit meer over. Er zit een gat in ons leven. Hopelijk zal het gat ooit kleiner worden Maar het gaat nooit meer weg.
Dank U wel dat U luistert. Dank U wel dat U tóch blijft komen. Dat jullie elke keer weer vragen hoe het met ons is. Terwijl jullie weten dat jullie geen standaard antwoord krijgen.
Hopelijk komt er een tijd dat wij ook weer ergens anders over kunnen praten. Dat we ook weer kunnen zeggen dat het goed met ons gaat. Dat we ook weer geïnteresseerd kunnen zijn in hoe het met jullie gaat.
Dus lieve vrienden en familie, beste buren, kennissen, collega’s en clubgenoten: Blijf alstublieft komen. We hebben U zo nodig. Blijf alstublieft vragen hoe het met ons gaat. Blijf alstublieft luisteren. Zelfs al kunt U onze verhalen dromen. Want het is voor ons zó ontzettend belangrijk dat we er over mógen praten. Over mogen blijven praten. Want het gaat nooit meer over. Het gaat nooit meer weg.
Dus alstublieft: Blijf komen. Blijf vragen. Blijf luisteren.
Dank U wel.