Een beroepsverbod wordt door een werkgever (dat kan een bedrijf zijn, maar vaker een overheid of semi-overheidsinstantie, een school, of stichting) opgelegd, indien deze vindt dat een werknemer vanwege geloof, politieke opvatting , geaardheid of gedrag niet binnen de organisatie kan werken, of wanneer iemands beroep gezien wordt als bedreigend voor de gevestigde orde. Het is dus het verbod aan iemand om zijn beroep uit te oefenen.
Het middel is frequent ingezet bij leden van extreem-linkse of extreem-rechtse groeperingen, om te voorkomen dat organisaties of de staat zelve van binnenuit ondermijnd zouden worden. Hier werden echter ook mensen het slachtoffer van die alleen maar vooruitstrevend waren of kritiek hadden op een bepaalde gang van zaken, zonder ook maar in de minste mate de intentie te hebben om de staat of het bedrijf te willen ondermijnen.
Zo waren er bedrijven die, op instigatie van de clerus, alle leden van de socialistische vakbond (het latere NVV), ontsloegen. Ook in de tijd van de Koude Oorlog werd het middel van beroepsverbod ingezet, hetgeen door getroffenen als onrechtvaardig werd ondervonden.
In streng-christelijke milieus speelt het issue van het beroepsverbod, bijvoorbeeld wanneer een leerkracht een afwijkende seksuele geaardheid heeft, of zelf niet gelovig is.
Een strafblad kan ook een reden zijn tot het opleggen van een beroepsverbod. Financiële malversaties kunnen in sommige landen aanleiding zijn een persoon een verbod op te leggen om nog statutair directeur in een vennootschap te worden.
Vooral in Duitsland waren Berufsverboten een heet hangijzer gedurende verschillende periodes, zoals tijdens het Nazi-regime, maar ook bijvoorbeeld tijdens de acties van de Rote Armee Fraktion (RAF), toen linksdenkende mensen regelmatig uit hun beroep werden gezet.
Historische voorbeelden zijn het ontslag van Joden en politieke tegenstanders van het Nationaalsocialisme op grond van de wetBerufsbeamtengesetzes van 7 April 1933 alsmede de door de geallieerden na 1945 ingestelde beroepsverboden tegen politiek ‘besmette’ filmmakers.
Tegen beroepsverboden is ook regelmatig geprotesteerd, met als argument dat ze de vrijheid van meningsuiting, geaardheid of geloof zouden aantasten, met andere woorden dat ze in strijd met grondwettelijke bepalingen zouden zijn.
Een ander voorbeeld van discussie en protest tegen beroepsverboden is de discussie over het dragen van een burka door bijvoorbeeld onderwijzers op scholen.
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Beroepsverbod